donderdag 14 juni 2007

‘Vrouw?’

Met een grote handdoek, een scrubhandschoen en slippers in mijn tas ga ik in de bazaar van Urfa op zoek de hamam. Ik ben al drie dagen in deze stad en tot nu toe heb ik mijn tijd hoofdzakelijk doorgebracht in het park, in enkele internetcafé’s en in de winkeltjes van de bazaar. Vandaag is het weer eens tijd voor iets nieuws en een bezoek aan een echt Turks badhuis lijkt me de moeite waard.
Ik had al veel eerder naar een hamam willen gaan, maar ik had er steeds van afgezien omdat ik niet goed wist waar ik aan zou beginnen. Zullen de vrouwen in de hamam van mij verwachten dat ik precies weet wat ik moet doen? Zullen ze het niet vreemd vinden als ik als vreemdeling alleen de hamam bezoek? Versta ik wel genoeg Turks om eventuele aanwijzingen te kunnen begrijpen? Nu ik echter met een gekneusde arm zit en daardoor genoodzaakt ben om een poosje in dezelfde stad te blijven, vind ik dat het tijd is om mijn drempelvrees te overwinnen. Ik ben wel weer toe aan een beetje avontuur.

De bazaar waarin de hamam zich bevindt, bestaat uit een wirwar van straatjes. Sommigen zijn overdekt, anderen niet. De makers van mijn stadsplattegrond hebben niet de moeite genomen om al deze straatjes in kaart te brengen: op de plattegrond ziet de bazaar eruit als één grijze vlek waar drie weggetjes doorheen lopen. ‘Zoek het zelf maar uit’, zullen de makers gedacht hebben.
Omdat ik aan de plattegrond niet veel hulp heb, dwaal ik op goed geluk maar wat rond door de bazaar. Eerst kom ik door het straatje met de winkeltjes met nachtkleding en damesondergoed, vervolgens kom ik langs de kruidenwinkeltjes, de hoofddoekenverkopers, en de slagers. Na het pleintje met theehuizen, beland ik in de witgoedgalerij, een steeg waar zoveel koelkasten en wasmachines staan uitgestald dat er nauwelijks nog ruimte is om te lopen. Bij het duistere steegje waar de smeden hun werkplaatsen hebben, sla ik op de gok rechtsaf en kom zo terecht tussen de schoenmakers en leerwarenwinkeltjes. Van de hamam is geen spoor te bekennen.
Na een kwartier te hebben rondgedwaald, vraag ik de weg aan een groepje winkelende vrouwen. Zonder hulp van anderen vind ik de hamam waarschijnlijk nooit. De vrouwen kijken me eerst een beetje wantrouwend aan maar als ze doorhebben dat ik een poging doe om Turks te spreken, moeten ze lachen en zijn ze bereid me te helpen. Ik moet de hoek om en dan bij het tweede zijstraatje rechts.
Het straatje om de hoek blijkt het straatje met het damesondergoed te zijn en het tweede straatje rechts het straatje waar ik zo ongeveer begonnen was met zoeken. Nog steeds vind ik hier geen statig gebouw, zoals ik me de hamam voorstel. Als ik echter nogmaals langs de winkeljes wandel, zie ik plotseling een poortje in een muur met daarboven een bordje: ‘Hamami’

Achter het poortje bevindt zich een trap die naar beneden leidt. Ik daal de trap af en kom uit in een grote ronde ruimte met een koepeldak. De ruimte zou op zich mooi kunnen zijn als de mintgroene verf niet grotendeels van de muren was gebladderd en als de raampjes in de koepel niet vies en gebroken zouden zijn. Het enige meubilair in de ruimte zijn enkele hoge tafels waarvan sommigen bedekt zijn met tapijten. Verder is het er leeg en kaal.
Op één van de tafels zit een vrouw van in de vijftig een sigaretje te roken. Haar haar en handen zijn oranjerood van de henna en ze heeft een tatoeage op haar kin. Ze heeft geen hoofddoek om. Ze draagt een traditionele wijde broek met bloemetjesdesign, een t-shirt met lange mouwen en een gebreid vest.

Terwijl ik nog op de trap sta en een beetje rondkijk, vraag ik me af of dit wel echt een hamam is en, zo ja, of de hamam open is. De ruimte ziet er wel uit alsof er ooit een hamam is geweest, maar nu is het er koud en is er geen spoor te bekennen van vrouwen die op het punt staan te gaan badderen of die net zijn schoongeschrobd. Misschien wordt de hamam gerestaureerd? Of is het om een andere reden tijdelijk buiten werking?

Ik groet de vrouw met het oranje haar en vraag haar: ‘Hamam burada?’, ‘Is hier de hamam?’
‘Ja’, antwoordt de vrouw en wenkt me, ‘kom’
Ik loop de trap verder af en ga naar de tafel waar de vrouw zit. Ze gebaart me dat ik mijn kleren moet uittrekken.
Ik vraag me af of ik de vrouw wel goed begrijp. Moet ik me hier gaan staan omkleden, midden in deze ruimte waar je gewoon van de straat af binnen kan lopen?
Ook ben ik er nog niet van overtuigd dat de hamam wel in werking is. Stel je voor dat er dadelijk alleen maar een paar douches zijn? ‘Hamam nerede? Waar is de hamam?’, vraag ik daarom.
De vrouw wijst naar een deurtje en gebaart me opnieuw dat ik mijn kleren uit moet doen. Daar word ik weinig wijzer van.
‘Görmek mümkün mü? Mag ik kijken?’, vraag ik en ik wijs naar het deurtje.
De vrouw vindt het een rare vraag, maar haalt haar schouders op en gaat me voor.

We gaan het deurtje door en komen door een ruimte met enkele lege waterbakken. Het is er nog steeds koel en mensen zijn er ook niet, maar het begint al iets meer op een hamam te lijken. We kronkelen nog door enkele gangetjes tot we bij weer een deur komen. Hier houdt de vrouw even stil. Ze draait zich om, wijst naar mij en vraagt, om zich ervan te vergewissen dat ze het bij het rechte eind heeft: ‘Vrouw?’
Na mijn bevestigende antwoord opent ze de deur. Mijn bril beslaat meteen van de stoom. Ik voel de vochtige hitte van het badhuis, hoor enkele meisjesstemmen en denk: ‘goed, de hamam is dus geopend.’

Ik poets mijn bril op en werp een blik in de het badhuis. Ik ben weer in een cirkelvormige ruimte met een koepeldak beland. In het midden van de ruimte staat een lage, marmeren massagetafel van zo’n twee bij drie meter. In twee aangrenzende kleinere ruimtes staan waterbassins. Hier zitten vier gasten te poedelen: een moeder met haar twee dochters en een jonge vrouw scheppen met plastic bakjes water uit de bassins en gooien dat over zichzelf en over elkaar heen.

Even twijfel ik of ik dit wel een aantrekkelijke plek vind om te gaan badderen. Een mevrouw van de ‘toerist information’ heeft me eerder deze hamam aangeraden omdat het de oudste hamam van Urfa is. ‘Een monumentaal gebouw’, zei ze nog. Dat het een oud gebouw is, kan ik inderdaad wel zien. Maar in plaats van grandeur straalt er vooral achterstallig onderhoud vanaf. Zoals in de entreeruimte is ook hier de verf van de muren afgebladderd. De vloer is van bobbelig beton. Van enige decoraties is geen sprake en op de waterbassins en de massagetafel na is de ruimte leeg.
Ondanks mijn twijfel besluit ik echter te blijven. Ik ben nu toch al binnen en na al die moeite om de hamam te vinden zal ik er gaan baden ook.

Kort onderhandel ik met de vrouw die me heeft meegenomen over de prijs. Vervolgens gebaart de vrouw weer dat ik me moet uitkleden. Ik begrijp nu dat er geen speciale omkleedruimte is en heb spijt dat ik mijn kleren niet in de entreeruimte heb achtergelaten zoals de bedoeling was: daar was het tenminste droog. De vrouw vindt teruggaan echter geen optie daarom doe ik maar wat mij gezegd wordt: uitkleden tot op de onderbroek.
Mijn kleren probeer ik droog in mijn tas te krijgen. De vrouw neemt mijn tas aan en hangt deze aan een spijker in de muur schuin boven een waterbassin. Ik kijk wat bevreesd toe maar zeg er maar niets van. Ik ben al lang blij dat ik mijn telefoon en camera niet meegenomen heb.

Nu ik vrijwel bloot in haar hamam rondloop, vind ik het wel zo prettig om me even voor te stellen aan de vrouw die me dadelijk gaat afschrobben en masseren. Dat maakt de situatie misschien iets minder vreemd.
‘Mijn naam is Sara’, zeg ik daarom maar.
‘Sera’, herhaalt de vrouw mijn naam op Turkse wijze, ‘Ik ben Selma.’
Turken zijn gewend om elkaar bij de voornaam aan te spreken. Als je echter iemand iets formeler, of met respect wilt aanspreken kan je achter de voornaam bey, ‘meneer’, of hanim, ‘mevrouw’, zeggen. Omdat ik hier te doen heb met een dame van middelbare leeftijd noem ik Selma daarom Selma hanim, mevrouw Selma.

Mevrouw Selma geeft een bakje met daarin een klont zeep, een vlooienkammetje en handgehaakt waslapje en ze wijst me een plek naast een bassin toe. Zelf verdwijnt ze weer in de richting van de entreeruimte.
Hoewel ik in Nederland wel eens met vriendinnen naar een Turks badhuis ben geweest, weet ik niet zeker wat nu precies de bedoeling is. Wassen, ja, dat is duidelijk, maar hoe lang en in welke volgorde weet ik niet. Ik weet dat mevrouw Selma me later een scrubbehandeling en een massage zal geven, maar ik heb geen idee wanneer die gaan plaatsvinden.
Gelukkig zit aan de andere kant van de waterbak de jonge vrouw en kan ik van haar de kunst afkijken. Net zoals zij plens ik met het bakje wat water over me heen en begin me in te zepen. Dit is eigenlijk beter dan een douche: het is heerlijk om steeds een volle bak warm water over je heen te voelen stromen en je kan er nog lekker bij zitten ook.

Na enkele minuten ben ik wel klaar met zepen en spoelen en ik vraag me af wat ik nu moet doen. Een beetje badderen is leuk, maar nu ik door heb dat er in deze hamam geen stoombad of sauna is, begin ik me af te vragen of dit hamambezoek niet zal uitlopen op een nogal saaie en ongemakkelijke onderneming. Hoe lang kan je je in je eentje vermaken met een waslapje, een waterbakje en een klont zeep?
Ik wandel maar wat rond door de ruimte en begin een gesprekje met een van de meisjes die hier met hun moeder zijn. Het meisje is net stevig door haar moeder onder handen genomen. Ze is van top tot teen gewassen en huppelt wat rond terwijl haar moeder aan het haar van haar zusje begint.

Gelukkig komt na enkele minuten mevrouw Selma weer binnen. Ook zij heeft zich ondertussen omgekleed. Ze draagt nu alleen nog een kleurrijke lange lap die met een elastiek onder haar borsten is geklemd en die aan de voorkant gedeeltelijk openvalt. De tatoeage op haar kin loopt door over haar hals en tussen haar borsten.
Mevrouw Selma is er klaar voor en neemt nu de leiding over mijn hamambezoek geheel in handen. Ze voert me terug naar de plek naast het bassin die ze me eerder heeft toegewezen en gaat daar op haar hurken zitten. Ik moet voor haar plaats nemen. In een rap tempo gooit ze enkele bakjes water over me heen en begint ze mijn haar in te zepen met de klont zeep. Ik knijp mijn ogen dicht. Het is lang geleden dat iemand mijn haar heeft gewassen.

Mevrouw Selma gaat zakelijk en effectief te werk. Stevig masseert ze mijn hoofd en peutert ze in en achter mijn oren. Vervolgens spoelt ze mijn haar uit. Als al het schuim verdwenen is begint ze opnieuw met inzepen.
Wel drie keer achtereenvolgens wast mevrouw Selma mijn haar. Veel schoner kan het niet worden. Na de derde wasbeurt pakt ze het vlooienkammetje erbij en begint er zonder pardon mijn haar, dat door al het gewas nogal in de klit is gekomen, hardhandig mee uit te kammen. Ik vraag me af of het kammen vooral bedoeld is tegen de klitten of dat mevrouw Selma er ook echt ongedierte mee uit mijn haar verwacht te vissen.

Als ik gewassen en gekamd ben, word ik naar de massagetafel gedirigeerd. Ik weet wat me te wachten staat: de scrubbehandeling. Selma is tevreden over de kwaliteit van de scrubhandschoen die ik heb meegebracht. Hoeveel heb je ervoor betaald?’ vraagt ze. Op mijn antwoord – twee lira – knikt ze goedkeurend.

Ik probeer mevrouw Selma duidelijk te maken dat mijn arm gekneusd is – ‘Düstum. Kolim agriyor. Ik ben gevallen. Mijn arm doet pijn’ – en ga vervolgens op de verwarmde tafel liggen. Mevrouw Selma komt gehurkt naast me zitten, bindt het washandje rond haar pols vast en begint te schuren. Deze vrouw mag dan wel in de vijftig zijn, ze is nog steeds een sterke tante. Al snel voel ik mijn huid schrijnen. Na een kleine minuut tikt mevrouw Selma me op mijn schouder en laat ze me het washandje zien. Dat zit onder de bruine rolletjes dode huidcellen. Ze zegt iets in het Turks dat ik niet versta en de andere gasten lachen. Ik vermoed dat het haar is opgevallen dat ik al een hele poos niet in de hamam ben geweest.
Geamuseerd schrobt ze door en slaat daarbij geen plekje over. Van kuit tot kin en van bil tot borst word ik onder handen genomen. Blauwe plekken en tepels ontziet ze niet, maar mijn linkerarm laat ze met rust.

Na zo’n tien minuten mag ik opstaan van de massagetafel. Terug bij het bassin gooit mevrouw Selma talloze bakjes water over me heen om het vuil van me af te spoelen. Vervolgens moet ik weer gaan zitten en begint tot mijn verbazing het haarwas-ritueel opnieuw. Drie keer inzepen en spoelen en één keer kammen met de vlooienkam. Dan word ik ook verder gewassen – tot tussen de tenen.

Het moet een flinke lichamelijke inspanning zijn, al dat geboen en geschrob, maar mevrouw Selma lijkt onvermoeibaar. Ze duwt me weer in de richting van de massagetafel. Dit maal voor de massage.

Terwijl ik vrijwillig afgeranseld word, komt één van de andere gasten, de moeder van de twee meisjes, naast me op de massagetafel zitten. Ze buigt zich geïnteresseerd naar me toe en begint een praatje in het Turks. Ze is nieuwsgierig en stelt allerlei vragen die ik niet begrijp.
Al snel neemt mevrouw Selma het gesprek over. De dames kakelen en giechelen vrolijk. Af en toe kijken ze wat vertederd naar mij.

Ik word nog één laatste keer nat gegooid. Dan is de behandeling over. Mevrouw Selma wikkelt een handdoek om me heen – het lijkt wel alsof ze ervan uitgaat alsof ik niets zelf kan of wil doen – geeft me mijn tas en begeleidt me weer naar de koele ruimte waar ik ben binnengekomen. De jonge vrouw die bij mijn aankomst ook aan het badderen was, zit op één van de tafels haar haar te kammen. Ondertussen babbelt ze met een dikke, blote dame die na mij is binnengekomen en die nu even zit uit te dampen. Als zij hier hadden gezeten toen ik hier aankwam, was het voor mij een stuk duidelijker geweest dat ik daadwerkelijk in een hamam beland was.

Eventjes ga ik bij de dames op tafel zitten om te bekomen van het wasritueel. Ik heb niets hoeven doen maar desondanks voel ik me alsof ik een zware lichamelijke inspanning achter de rug heb.

Langzaam kleed ik me aan. Mijn kleren zijn warm en vochtig nadat ze een dik uur boven het dampende waterbassin hebben gehangen. Dan betaal mevrouw Selma. Tien lira – zoals we hadden afgesproken.
Mevrouw Selma zegt dat ik nog even moet wachten voordat ik wegga. Ze rommelt wat in haar tas en haalt daar een zwartwit gestreepte hoofddoek uit. Die knoopt ze om mijn hoofd. Een cadeau. De andere dames knikken goedkeurend. Mevrouw Selma klopt me op mijn schouder en zegt glimlachend. ‘Güzel, cok güzel. Mooi, heel mooi.’

Ik neem afscheid van de dames en klim de trap weer op naar de uitgang en de bazaar. Het lijkt de overgang naar een andere wereld. Dit is de wereld van mannen. Mannen die thee drinken en mannen die schreeuwend hun koopwaar aanbieden. Mannen die met hun gebedskettingen spelen en mannen die met hun motor door de smalle straatjes proberen te crossen. Vrouwen komen hier slechts als klanten, als voorbijgangers en misschien als schoonmaaksters.

Ik loop door de bazaar terug naar mijn hotel en groet onderweg enkele bekende winkeliers. Ik ben een beetje onzeker over mijn hoofddoek, maar tijdens dit wandelingetje houd ik hem dapper om.
Tijdens een groot deel van mijn reis heb ik me in het domein van mannen bevonden: ik heb internetcafé’s, theetuinen, eethuizen en hotels bezocht. Ik ben zelfs regelmatig voor een man aangezien.
Maar vandaag – vandaag ben ik ergens binnengeweest waar geen man mag komen.