maandag 12 november 2007

Over eten, fietsen, toeristen en geiten

El Kelaa - Marrakech: Krachtmeting op de fiets en een stevige lunch

De ochtend dat ik naar Marrakech vertrek, wil ik maar niet vooruit komen. De weg is 'vals plat' en de wind komt van voren. Ik ben 's ochtends om kwart over zes vertrokken uit El Kelaa en om acht uur ben ik nog maar zeventien kilometer verder gekomen. Bij een pompstation heb ik een enegierijk ontbijt verorberd (vettige -maar heerlijke- in honing gedrenkte pannenkoekjes) maar het mag niet baten: het schiet maar niet op.
Ik ben niet de enige die hier fietst. Een hele stoet mannen komt me tegenmoet. Die zijn waarschijnlijk allemaal op weg naar hun werk in de stad. De mannen hebben het makkelijk: zij gaan bergafwaarts en hebben wind mee. Vrolijk moedigen ze me aan: 'Bonne chance!' 'Courage! Courage!'

Ik wijt mijn trage tempo nog steeds aan de omstandigheden als ik een ritmisch gekraak achter me hoor. Een oude man op een krakkemikkige fiets is bezig me in te halen. Over zijn achterdrager hangen twee manden die tot de nok toe gevuld zijn met gedroogde kruiden, verse munt, een bak olijfzeep en een wandelstok. Ik weet niet wie er meer kilo bagage met zich meezeult, hij of ik.
Dat deze man harder gaat dan ik, zorgt ervoor dat ik een beetje aan mezelf ga twijfelen. Ik moet hem toch minstens bij kunnen houden! Ik volg hem daarom, op gepaste afstand. Verrassend genoeg blijk ik nu opeens toch meer kracht in mijn benen te hebben dan gedacht. Ik raak op dreef en al snel gaat de man voor me mij te langzaam. Ik steek hem voorbij en nu is het de man die er wat extra vaart achter zet. Lang houdt hij me bij maar al na een poosje wordt het gat groter. Als mijn aandacht echter verslapt, hoor ik plotseling weer het gepiep en gekraak achter me: de man hangt alweer in mijn wiel. Een stuk of zes schoolkinderen op de fiets voegt zich bij ons en zo trappen we gezamenlijk verder de heuvel op.

Even later, als de man is afgeslagen en de kinderen bij hun school zijn aangekomen, houd ik het tempo er in en om tien uur heb ik al 52 kilometer achter me. Nog 52 kilometer te gaan en ik ben in Marrakech.

Als ik voor zessen opsta, verlang ik rond tien uur naar de lunch. Tijdens fietstochten door Turkije wist ik altijd overdadige picknicks samen te stellen, maar hier in Marokko gaat me dat minder goed af. Het brood is best lekker, maar wat betreft beleg kom je er toch wat bekaaid van af: als je in een winkeltje om kaas vraagt, krijg je la vache qui rit toegestopt; vlees neem ik liever niet mee in deze hitte; lekkere chocola is niet te vinden en ik heb geen zin om potten jam mee te slepen. Ik heb het idee van de uitgebreide picknick daarom maar opgegeven. Ik zorg ervoor dat ik steevast een brood, een doosje smeerkaas en enkele bananen bij me heb voor als tussendoortje. Het echte lunchen doe ik liever in een eethuisje langs de weg. Met de hygiëne in die eethuisjes is het vaak nogal twijfelachtig gesteld, maar aangezien er alleen maar verse warme gerechten geserveerd worden, hoop ik dat dat niet zoveel kwaad kan.
Als je om tien uur bij zo'n eethuisje aankomt, zijn de echte lunchgerechten (couscous, tajin) nog niet klaar. Wat er wel te eten is, is altijd een verrassing. Als ik zeg dat ik graag iets zou eten, wijst de kok naar een stomende pan en zegt iets dat ik meestal niet begrijp. Soms vraag ik of ik even in de pan mag kijken. Andere keren zeg ik meteen maar dat ik dat ik wel trek heb in het gerecht - wat het ook moge zijn.

Even later zit ik dan aan een tafeltje linzen, kikkererwten, runds- of schaapsvlees te eten. Zonder bestek natuurlijk, maar met mijn handen en een stuk brood. Ondertussen houdt de kok zich bezig met de voorbereiding van de echte lunch. Hij stookt het vuur op onder de tajins - een soort aardewerken schotels met een puntige deksel - en vult deze stap voor stap met de gewenste ingrediënten: eerst fruit hij de uien, dan legt hij in elke tajin het vlees erbij, dan de voorgekookte aardappels, wat kruiden, wortelen... Telkens als hij de deksels oplicht, komt er een heerlijke geur vrij. Terwijl ik mijn gerechtje eet, krijg ik al trek in mijn tweede lunch.

Ook tijdens mijn tocht naar Marrakech leg ik aan bij een eethuisje. Hier krijg ik schapentong met kikkererwten voorgezet en als de kok ziet dat ik flinke honger heb, biedt hij me ook nog een omelet aan. Een goede voorbereiding op de tweede etappe.



En jawel, rond een uur of elf sta ik alweer op de pedalen. De wind is wat gedraaid en ik vlieg in de richting van Marrakech.

Over de Atlas

Op 9 november begin ik aan mijn eerste bergetappe. Ik ben van plan om het Atlas over te steken in de richting van Taroudant. De weg die ik wil nemen, gaat over Tizi-n-Test, een bergpas van 2100 meter hoog. Sommige omliggende bergen zijn hoger dan 4000 meter. Hoog dus.

Hoe hoger ik klim, hoe minder dorpjes er zijn en hoe minder auto's er voorbijkomen. De auto's die er rijden zijn veelal volgepakte taxi's en stoere four weel drives. In de taxi's zitten mensen uit de dorpen die op weg zijn naar Marrakech of naar Taroudant. Ik maak er een hobby van om te tellen hoeveel mensen er in die taxi's zitten. Twee voorin, vier achterin; drie voorin, drie achterin; drie voorin, vijf achterin. Iedereen die langs de weg staat en zo'n taxi aanhoudt, mag erbij.
In de four weel drives lijkt het mij aangenamer toeven. Daarin hebben de inzittenden de ruimte. Losjes laten de passagiers een arm uit het raampje hangen. Het zijn toeristen die een tour maken door het gebergte. Op een gegeven moment zullen ze de weg afgaan en zich op de onverharde paden begeven. Ze zullen stoppen bij uitkijkpunten en zullen traditioneel theedrinken in een Berberdorp om daarna weer snel door te sjezen in de richting van Marrakech om aan een kamelenrit te beginnen.

Ook ik krijg een stukje mee van de toeristische attracties op mijn route. Ik stop even bij een nomadentent met enkele kamelen ervoor en word uitgenodigd voor een kopje muntthee. Aan deze kant van de Atlas leven helemaal geen nomaden met kamelen, legt de kamelenhoeder me uit, maar de toeristen willen ook wat.
Ik overnacht in een klein bergdorpje, Ouirgane, waar gidsen toeristen mee naartoe nemen, opdat zij het leven van de Berberbevolking kunnen ervaren. Toevallig is er net ook een groep vrolijke Amerikanen aangekomen en samen met hen leer ik echte Marokkaanse muntthee te maken. Een lokale gids neemt me mee op een tocht door de bergen en vertelt me alles wat hij weet over dadel- en granaatappelbomen, de aanleg van een stuwmeer in de vallei en het leven van de Berbers.
Terwijl ik de toerist uithang, ben ik tegelijkertijd echter ook een toeristische attractie op zich. Vanuit de four weel drives word ik gefilmd, gefotografeerd en toegejuicht, terwijl ik de berg beklim. De toeristen in het Berberdorp willen een 'interview'.

Op de tweede dag in de Atlas wil ik de pas Tizi-n-Test bereiken. Dit blijkt echter lastiger dan gedacht. Het is nog zeventig kilometer klimmen en rond half vijf heb ik nog een dikke tien steile kilometers te gaan naar de 'top'. Ik ben moe en wou het liefst willen stoppen om te overnachten, maar er zijn dit laatste stuk geen dorpen of huizen mee. Boven bij de top is er wel een hotelletje. Ik moet dus verder (of terug, maar daar heb ik geen zin in) maar ik ben bang dat het donker zal worden voordat ik aankom. Ik neem daarom maar het besluit om de eerst volgende auto die voorbijkomt aan te houden en te vragen of ik mee kan rijden. Ik had het liefst op eigen krachten de top bereikt, maar op het moment lijkt liften me de verstandigste methode.
Ik heb mijn besluit nog maar net genomen of ik hoor het geronk van een motor. Geluk, want er komen hier nog slechts zo'n drie auto's per uur voorbij. De auto die er aankomt is een pick-up truck met een zwarte ezel in de bak. Voorin zitten twee mannen met baard een djellaba. Na enig aandringen willen ze me wel meenemen. De fiets gaat bij de ezel achterin, de fietstassen op schoot voorin. De cabine van zo'n pick-up truck is eigenlijk te klein voor drie volwassen en vier fietstassen, maar waar een wil is, is een weg en na een paar minuten passen en meten rijden we gezamenlijk richting de top - de twee mannen, de ezel, mijn fiets, mijn tassen en ik. De ezel hangt gezellig met zijn hoofd naast mijn raampje en balkt af en toe melancholisch. Ondertussen probeer ik zo weinig mogelijk tegen de man die naast me zit aan te leunen.
Om vijf uur zijn we boven. Ik word enthousiast begroet door de eigenaar van het hotelletje op de top. Ik ben de enige gast vandaag. Dat er geen schone lakens zijn, dat de deur voor het douchehokje ontbreekt en dat de kamer duurder is dan redelijk, maakt me even niets uit. Ik heb de top bereikt, ik heb een bed en ben gelukkig.

De volgende dag: de afdaling!




Tel de geiten


Dat geiten goed kunnen klimmen, wist ik. Maar dat ik ze ooit bij bosjes in de bomen zou zien zitten, had ik niet verwacht. Hier ten zuidoosten van de Atlas (in de omgeving van Aoulouz) staan een soort notenbomen die erg lekkere blaadjes schijnen te hebben. De geiten eten hier geen gras - dat is er overigens ook nauwelijks - maar blaadjes en klimmen daarom in de boom.
Als je heel goed kijkt, zie je op deze foto negen geiten: eentje verscholen achter de boom, eentje op de achtergrond twee op hun achterpoten en vijf in de kruin.

Geen opmerkingen: